Test hoofdstuk 20

Een zuur/base-buffer bestaat uit:
1. een sterk zuur en een sterke base
2. een zwak zuur en een sterk zuur
3. een sterke base en een zwakke base
4. een zwak zuur en zijn geconjugeerde base
De pH van een ideale buffer is gelijk aan:
1. de pKz van het zwakke zuur
2. de pKb van de zwakke base
3. de pOH van het mengsel
4. de pKw
Hoe groot is de hydroxideconcentratie in een oplossing met pH = 12,0?
1. 1 x 10^-12 mol/L
2. 1 x 10^-2 mol/L
3. 12, 0 mol/L
4. 2,0 mol/L
Je hebt een buffer van NaHCO₃ en CO₂.
Stel we voegen NaOH toe.

Welke component uit de buffer reageert hier dan mee?
1. HCO₃^-
2. CO₂
3. CO₃^2-
4. NaHCO₃
Bij 100^oC is de waarde van het waterevenwichtsconstante: K_w = 4,9 x 10^-13.
We lossen 0,050 mol NaOH op in een liter kokend water.

Hoe groot wordt dan de pH?
1. 1,3
2. 6,2
3. 12,7
4. 11,0
Hoe groot wordt de pH in een oplossing van ammoniumsulfaat met c((NH₄)₂SO₄) = 1,0 mol/L?
K_z van NH₄⁺ = 5,8 x 10^-10
1. 3,4 x 10^-5
2. 4,5
3. 9,2
4. 4,6
Hoe groot is de pH van een buffer met pKz = 3,5 en een zuur/base verhouding van 1/10?
1. 3,6
2. 3,4
3. 4,5
4. 2,5
Een waterige oplossing van 2000 mL bevat 500 mmol azijnzuur (pK_z = 4,77) en 1000 mmol natriumacetaat.
Hoe groot is de pH van het mengsel?
1. 4,77
2. 5,07
3. 4,47
4. 2,69
Halverwege de titratie van een zwak zuur met NaOH is de pH gelijk aan:
1. de pKz
2. de pOH
3. de pKz/2
4. de pKw
Van een azijnzuuroplossing meten we de pH: 3,20. Hoe groot is dan de zuurconcentratie (c(HAc))?
pK_z = 4,77
1. 1,64 mol/L
2. 0,028 mol/L
3. 1,06 x 10^-4 mol/L
4. 0,023 mol/L
Halverwege de titratie van een zwakke base met een sterk zuur is de pH gelijk aan de ...
1. pOH
2. pKw
3. pKz van het bij de base behorende zuur
4. pKb
Een waterige oplossing bevat 100 mmol azijnzuur (pKz = 4,77) en 10 mmol natriumacetaat.
Hoe groot is de pH?
1. 3,77
2. 4,67
3. 5,77
4. 4,87
Je hebt een buffer van gelijke hoeveelheden van NH₃ en NH₄Cl.
Hoe groot is de pH?
1. 4,62
2. 4,76
3. 9,24
4. 7,00
Fosforzuur (H₃PO₄) heeft 3 pK_z waarden:

pK_z1 = 2,12
pK_z2 = 7,21
pK_z3 = 12,32

We hebben een oplossing van 500 mmol fosforzuur in een liter. Hieraan voegen we toe: 750 mmol NaOH.

Hoe groot wordt de pH?
1. 2,12
2. 7,21
3. 12,32
4. 2,30