Test hoofdstuk 8 n4

Hoeveel mol water onstaat bij de ontleding van 50 mmol glucose?

C₆H₁₂O₆ -----> 6 C + 6 H₂O
1. 300
2. 17
3. 0,30
4. 30
Hoeveel mmol CO₂ is 11 g CO₂?
1. 250
2. 400
3. 0,25
4. 0,40
Hoeveel g NaOH is nodig om 0,50 mol (NH₄)₂SO₄ als volgt om te zetten?

(NH₄)₂SO₄ + 2 NaOH ----> Na₂SO₄ + 2 H₂O + 2 NH₃
1. 20
2. 80
3. 40
4. 10
Hoeveel gram water onstaat bij de ontleding van 100 g glucose?

Reactie: C₆H₁₂O₆ ----> 6 C + 6 H₂O
1. 0,555
2. 3,33
3. 60,0
4. 1,67
Hoeveel mol CO₂ kan men binden met 5,0 g ongebluste kalk (CaO)?

Reactie: CaO + CO₂ ---> CaCO₃
1. 5,0
2. 0,114
3. 5,5
4. 0,125
Hoeveel mol zuurstof (O₂) is nodig om 50,0 g benzeen (C₆H₆) volledig te verbranden?

2 C₆H₆ + 15 O₂ -----> 12 CO₂ + 6 H₂O
1. 0,64
2. 4,8
3. 9,6
4. 11,7
Hoeveel gram NH₃ kan maximaal ontstaan uit 100 g (NH₄)₂SO₄?

Reactie: (NH₄)₂SO₄ + 2 NaOH ----> 2 NH₃ + Na₂SO₄
1. 0,758
2. 12,9
3. 25,8
4. 1,52
Hoeveel gram zink kun je in 100 mL zoutzuur (ρ_opl = 1,00 g/mL, 10,0%(m/m) HCl) als volgt in oplossing brengen?

2 HCl + Zn ----> ZnCl₂ + H₂O
1. 17,9
2. 89,6
3. 35,8
4. 8,96
2,05 g grond die 12,0 %(m/m) CaCO₃ bevat, wordt gemengd met zoutzuur. Het calciumcarbonaat reageert met het zoutzuur.
Hoeveel g HCl is ten minste nodig?

Reactie: CaCO₃ + 2 HCl -----> CaCl₂ + CO₂ + H₂O
1. 0,0897
2. 428
3. 1,50
4. 0,179
Van een zuivere stof die uitsluitend koolstof, waterstof en zuurstof bevat, wordt 458 mg geanalyseerd. Men vindt 239 mg koolstof, 161 mg zuurstof en 58 mg waterstof.
Bepaal de verhoudingsformule van de stof.
1. C₃H₄O₃
2. C₂H₃O₂
3. C₂H₃O
4. C₂H₆O
Koperpentahydraat verliest kristalwater bij verhitting:

CuSO₄.5H₂O -----> CuSO₄ + 5 H₂O

Hoeveel g water wordt vrijgemaakt uit 10,0 g koperpentahydraat?
1. 0,72
2. 6,4
3. 3,6
4. 4,6
Hoeveel g CO₂ én H₂O samen, onstaat bij de dissimilatie van 1 mol glucose?
1. 292
2. 207
3. 372
4. 5,74