Chemische analyse Hoofdstuk 18: Chromatografie

Welk materiaal wordt - bij TLC - het meest gebruikt als stationaire fase?
1. silicium
2. papier
3. silica
4. kunststofkorrels
Bij TLC wordt het resultaat gegeven als de "R_f-waarde" van een component. Hoe bepalen we deze "R_f-waarde"?.
1. tijd component / tijd mobiele fase
2. afstand component / afstand frontlijn
3. afstand frontlijn / afstand component
4. tijd mobiele fase / tijd component
De "nettoretentietijd" is de tijd die een component doorbrengt in de ...
1. mobiele fase
2. mobiele fase + stationaire fase
3. stationaire fase - mobiele fase
4. stationaire fase
Welke bewering is juist?
De verblijftijd in de ... is voor iedere component hetzelfde.
1. stationaire fase
2. mobiele fase
3. mobiele + stationaire fase
4. stationaire - mobiele fase
Welke piek uit een chromatogram komt in principe overeen met de frontlijn bij TLC?
1. component met hoogste piek
2. component met hoogste retentie
3. onvertraagde component-piek
4. component met laagste retentie
Een chromatografische scheiding werkt vlot en efficiënt voor een mengsel als het chromatogram het volgende laat zien:
1. smalle pieken heel ver van elkaar
2. smalle pieken dicht bij elkaar
3. brede pieken dicht bij elkaar
4. brede pieken ver van elkaar
Je meet voor een component een bruto-retentietijd van: 75 s. De onvertraagde component heeft een piek bij 25 s.
Hoe lang verblijft de component in de stationaire fase?
1. 25 s
2. 75 s
3. 50 s
4. 100 s
Je meet voor een component een brutoretentietijd van: 75 s. De onvertraagde component heeft een piek bij 25 s.
Hoe lang verblijft de component in de mobiele fase?
1. 25 s
2. 75 s
3. 50 s
4. 100 s
Bij gelfiltratie geldt dat een stof snel geëlueerd wordt als de deeltjes ...
1. een negatieve lading hebben
2. een positieve lading hebben
3. klein zijn
4. groot zijn
Op een kationenwisselaar worden deeltjes sterker afgeremd als zij ...
1. positief zijn
2. negatief zijn
3. groot zijn
4. klein zijn
In een chromatogram lezen we af: t_M = 30 s, t_A = 70 s, t_B = 100 s, t_C = 150 s.
Bereken de relatieve retentie van C t.o.v A.
1. 3,0
2. 2,1
3. 5,0
4. 4,0
In een chromatogram lezen we af: t_M = 30 s, t_A = 70 s, t_B = 100 s, t_C = 150 s.
Bereken de retentiefactor van A.
1. 0,75
2. 2,3
3. 1,3
4. 10
Hoe groot is de resolutiefactor voor A en B uit de afbeelding?
1. 10
2. 2
3. 5
4. 0,5